NOS – Komende week is het zeventig jaar geleden dat de Watersnoodramp plaatsvond, de grootste Nederlandse natuurramp uit de vorige eeuw. In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 overstroomde Zuidwest-Nederland in enkele uren tijd door een zware noordwesterstorm in combinatie met springtij. Daarbij kwamen 1836 mensen om het leven, evenals tienduizenden dieren. Veel huizen werden onbewoonbaar of raakten beschadigd.
Als antwoord op de Watersnoodramp werd begonnen met de aanleg van de Deltawerken. Een ambitieus bouwprogramma voor die tijd met als doel: dit nooit meer. De voltooiing van het project nam decennia in beslag.
“Het idee van de Deltawerken was om de kustlijn te verkorten”, legt Deltacommissaris Peter Glas uit. “Dat deden we eerder in 1931, bij de Zuiderzee met de Afsluitdijk. Daar is de eerste verkorting tot stand gebracht en dat zou hier in de delta doorgezet worden.”
Het water werd daarbij aanvankelijk vooral als vijand gezien die bestreden moest worden. “In 1953 was het motto: we gaan de strijd aan met het water en die gaan we winnen. De oorlog was ook net voorbij, dus er werd in die termen gedacht.”
Maar de keerzijde van de strijd tegen het water werd snel duidelijk. “Na de eerste afsluitingen zoals de Haringvlietdam en Grevelingendam, waarbij de dammen werden afgesloten met spuiwerken, zag men dat dat ook gevolgen had voor het water, de waterkwaliteit, maar ook voor de natuur en de visserij. Toen kwam men tot het inzicht: misschien moet het anders.”
Toen die eerste negatieve effecten zichtbaar werden, werd besloten om van de Oosterscheldekering een open kering te maken. “Dat was eigenlijk al het eerste voorbeeld van rekening houden met de natuur.”
Er zijn ook natuurlijke verdedigingssystemen, zoals schorren en slikken die het water buiten de dijk op een natuurlijke wijze tegenhouden:
Door klimaatverandering en de stijging van de zeespiegel komen de Deltawerken opnieuw voor uitdagingen te staan. Zijn ze wel goed toegerust voor de toekomst? “De Deltawerken voldoen aan de strengste veiligheidsnormen voor dit soort keringen wereldwijd”, verzekert Glas. “Maar ze zijn in de jaren 50, 60, 70 ontworpen met de kennis van toen. Men dacht toen bijvoorbeeld dat de zeespiegel met 20 centimeter per eeuw zou stijgen. Inmiddels weten we dat dat 40 centimeter is.”
Er zal dan ook een moment komen dat het einde van de levensduur in zicht komt, weet Glas. “Dan moeten we kiezen: passen we ze aan of moeten we ze vervangen? Dat soort vragen ligt op tafel, maar we hebben nog de tijd om ze te beantwoorden. Zeker tot het midden van deze eeuw kunnen we het ons permitteren om goed te meten hoe snel het gaat, een plan te maken en dat te realiseren. Deze dammen kunnen nog heel lang mee.”
Voorwaartse verdediging
Is het voor een laaggelegen land als Nederland niet gewoon onvermijdelijk dat land uiteindelijk wordt prijsgegeven aan het water? “Ooit zou dat kunnen gebeuren, maar het is een heel langzaam proces waar we ons op kunnen voorbereiden”, zegt Glas. “Daarbij kijken we naar alle opties.”
Hij denkt dat we de huidige kustlijn kunnen handhaven met de dijken en werken die we daarvoor hebben en door te bouwen met zand waar dat kan. “Maar je kan ook denken aan een voorwaartse verdediging: met eilanden, dammen en pompen.” Door eilanden aan te leggen voor de kust en die met keringen aan elkaar te verbinden kan een ‘verdedigingslinie’ worden opgebouwd. En ook het “meebewegen met de zeespiegelstijging” is een optie, meent Glas. Daarbij wordt het landgebruik aangepast en krijgt het water meer ruimte.
De Deltacommissaris benadrukt dat kiezen nu nog niet nodig is. “Het is sterk afhankelijk van de zeespiegelstijging. Als we wereldwijd in staat zijn om die te beperken, zal het niet nodig zijn. Tot 2 meter zeespiegelstijging kunnen we aan met de huidige technieken. Daarboven wordt het moeilijker. Maar de vraag is: wanneer zal dat gebeuren? Over 100, 200 of 400 jaar? Dus nu al het besluit nemen dat we het land prijsgeven aan het water? Nee.”